0028948150717
Componist | Poulenc / Saint-Saëns |
Titel | Le Carnaval de Animaux e.a. - Jussen |
Artiest | Jussen, Lucas & Arthur / Koninklijk Concertgebouworkest |
Dirigent | Denève, Stéphane |
Artikel nr. | 481507100289 |
EAN Code | 0028948150717 |
Aantal CD's | 1 |
Label | DEUTSCHE GRAMMOPHON |
Releasedatum | 2017-03-24 |
COLUMN
Holland Festival moet blijven
‘Fijn dat u erbij was!’ Het Holland Festival bedankte begin juli zijn vaste klanten voor hun bezoek aan de zeventigste editie. Dit gekoppeld aan het verzoek of we ook even wilden denken aan de toekomst. Met andere woorden: vriend worden! Doneren! ‘Het festival gelooft anno nu dat kunst van wereldklasse niets aan relevantie verloren heeft: ze verbreedt de horizon, scherpt de geest, vergroot empathie, ze verrast, ontroert en inspireert.’
Mooie woorden die ook in 1947 en zelfs al tijdens de Duitse bezetting leefden in de hoofden van een paar idealisten. Onder wie de grootvader van de huidige Concertgebouwdirecteur, mr. H.J. Reinink, lange tijd de hoogste baas op het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Daarnaast was hij 25 jaar voorzitter van het HF. Hij benutte die dubbelfunctie om, samen met geestverwanten, een festival van internationaal formaat uit de grond te stampen.
De uit Duitsland gevluchte impresario Peter Diamand was officieel secretaris van het bestuur, maar in wezen was hij de eerste artistiek leider. Hij bekende me in 1987 voor de camera dat ze er aanvankelijk heilig van overtuigd waren dat het met de Festspiele van Salzburg en Bayreuth na 1945 afgelopen zou zijn. Vanwege de nauwe banden die ze hadden met Hitler. Wat een misvatting. Na een paar jaar verplicht pauzeren mochten ze weer meedraaien. Ook ‘foute’ dirigenten als Böhm en Von Karajan konden na een strafperiode gewoon weer aan de slag in Duitsland en Oostenrijk. In Amsterdam en Scheveningen (waar het Kurhaus toen nog in full swing was als hotel én als concertzaal) startte men bescheiden met een zomerfestival dat de curieuze titel ‘High Arts in the Low Lands’ meekreeg. In 1948 was het eerste echte Holland Festival een feit.
Aan de opzet is in die zeventig jaar niet veel veranderd, afgezien dan van het besluit het festival definitief in Amsterdam te vestigen. En om daar ook alle voorstellingen en concerten te laten plaatsvinden. Wat op zich niet zo vreemd is, sinds er in onze culturele hoofdstad toplocaties als het Muziektheater (nu Nationale Opera & Ballet) en het Muziekgebouw aan ’t IJ zijn bijgekomen.
De tijd dat het HF een speelbal was van de landelijke en soms ook lokale politiek – cultuurspreiding was lange tijd het devies – is gelukkig voorbij. Het Rijk en Amsterdam zijn nu de vaste subsidiënten. Gebleven is niet alleen de verplichting om topkunst van elders te brengen maar ook om de grote kunstinstellingen in eigen land tot iets bijzonders en tot samenwerking aan te zetten. Zonder het kolkende Concertgebouworkest onder zijn nieuwe chef Daniele Gatti zou de productie van Strauss’ Salome bijvoorbeeld nooit de wereldklasse hebben gehaald die we nu kregen voorgeschoteld. En zou sopraan Eva-Maria Westbroek hetzelfde niveau hebben gehaald als ze niet een topzanger als Jonas Kaufmann naast zich had gehad in het Concertgebouw? Hun duet uit Die Walküre was onvergetelijk.
In het Verdi-gedeelte voor de pauze moest ik met enige weemoed terugdenken aan hoe onze wereldster van weleer, Gré Brouwenstijn, dit repertoire zong. Wie wil weten wat ik bedoel zou eens moeten luisteren naar het vlammende duet uit de tweede acte van Un ballo in maschera, dat ze in het festival van 1958 zong met tenor Giuseppe Zampieri. Voor zo’n voorstelling moest je wel een hele nacht in de rij om de goedkoopste kaartjes van 5 of 7,50 gulden te kunnen bemachtigen. Dat waren nog eens tijden. De cultuurhonger was nauwelijks te stillen. Ik noem Brouwenstijn met name omdat zij met steun van het festival groot is geworden. Daarna kon ze haar vleugels uitslaan. Van Wenen naar Bayreuth, Londen en Buenos Aires.
In 1949 werd ze ‘ontdekt’, in 1971 nam ze groots afscheid in de RAI met het Concertgebouworkest onder Bernard Haitink. Het kan zijn dat Westbroek die eer straks ook ten deel valt, maar ik ben eigenlijk meer geïnteresseerd hoe het verder gaat met het Ragazze Quartet en vooral met Lucas & Arthur Jussen. Die dit jaar door het festival in ander, nieuw repertoire werden gelanceerd. Dit op initiatief van programmeur Jochem Valkenburg. De vier ‘meiden’ van het Ragazze en de twee broers pakten deze kans met veel lef aan. Het intrigerende elektronische kwartet Black Angels van de Amerikaan George Crumb werd met overtuiging neergezet. De Jussens maakten furore in het Concertgebouw met een verbluffende kijk op Stockhausens megalomane Mantra (voor twee vleugels, slagwerk en allerlei elektronica).
Ze hadden zich grondig verdiept in de achtergronden van dit vijf kwartier durende werk. Hadden overal om raad gevraagd en er toch een heel eigen versie van gemaakt met mooie theatrale momenten. Zelfs met een paar geestige interrupties. Wat zou Stockhausen hiervan hebben gevonden? Niet dat me dit echt interesseert, want wat de Jussens presteerden was aanzienlijk boeiender dan de taaie versie die de gebroeders Kontarsky (voor wie Mantra werd geschreven) indertijd in het HF brachten. Het blijft boeiend om te zien welke nieuwe paden Lucas en Arthur Jussen inslaan. Het lijkt erop dat hun opname van het dubbelconcert van Poulenc een internationale hit gaat worden. In het aloude discussieprogramma op de zondagmiddag op de Franse radio, La tribune des critiques de disques, werd hún interpretatie op 21 mei terecht de hemel in geprezen. Ook het Concertgebouworkest kreeg een bloemrijke pluim op de hoed.
De uitzending is nog steeds te beluisteren op de site van France Musique/ emissions.
Hans Heg (4-2017)
Franse verfijning
Het gaat de pianobroers Lucas en Arthur Jussen voor de wind. Na een door publiek én critici omarmde Mozart-cd verschijnt op 24 maart hun nieuwste opname, met naast het Concert voor twee piano’s en orkest van Poulenc het bekend en geliefde Carnaval des animaux van Saint-Saëns en een gloednieuwe compositie van de Turkse componist-pianist Fazil Say.
Het vorige album van Lucas en Arthur, met dubbelconcerten voor piano van Mozart, werd niet alleen goud, maar kreeg ook de Edison Publieksprijs. Het toonaangevende muziektijdschrift Gramophone nam het op in een lijst met de vijftig beste Mozartopnames aller tijden. Arthur: “We waren enorm dankbaar dat de cd zo goed liep, zeker in een tijd waarin niet zo heel veel cd’s meer worden verkocht, en dat de muziek die erop staat zo positief ontvangen werd. We hadden al een erg goed gevoel tijdens de opnames, en die warme ontvangst maakt het project extra geslaagd.” Het album bleek het laatste dat de op 2 oktober 2016 overleden dirigent Sir Neville Marriner met de door hem opgerichte Academy of St Martin in the Fields opnam. “Dat het zijn laatste opname is maakt het wel extra bijzonder”, vindt Arthur. “We hadden niet anders gewild dan Mozart met dat orkest en Sir Neville Marriner op te nemen, en op een rare manier zijn we dankbaar dat zijn afscheid bij deze cd hoort. Laat ik het zo zeggen: we voelen ons vereerd dat we op deze manier onderdeel zijn van zijn muzikale erfenis.”
Tussen die opname en hun nieuwste, met vooral Frans repertoire, zit volgens de broers een wereld van verschil. Arthur: “Door Neville Marriner werden we erg vrijgelaten in wat we wilden en hoe we speelden, hij vormde zich als een soort warme jas om ons heen. Met Stéphane Denève was dat een heel ander verhaal. Hij heeft een sterke kijk op hoe Franse muziek gespeeld moet worden en dat voerde hij ook bij ons heel erg door.” Lucas: “Het Franse geluid is iets heel specifieks, heeft eigenlijk altijd iets verfijnds en elegants, en dat was niet iets wat we van nature onder de knie hadden. Het probleem is dat je al snel gaat overdrijven, omdat je het te mooi wilt maken. En als er één soort muziek is die daar onder lijdt, dan is het de Franse. Daar moet een soort overzichtelijke, verfijnde en rationele klank aan zitten. Dat is iets waar Denève ons in heeft gestuurd.”
In 2012 speelden Lucas en Arthur het concert van Poulenc ook al eens onder Denève in Sjanghai. “Dat was echt een wake-up call voor ons”, herinnert Lucas zich. “We kwamen aan en dachten, omdat we het stuk al vrij vaak gespeeld hadden, dat het wel goed zou gaan. Toen heeft hij ons echt aangepakt, omdat hij vond dat we die Franse manier van spelen niet goed genoeg aanvoelden. Dat heeft veel indruk gemaakt. We hebben er in die paar dagen hard aan gewerkt en de concerten waren uiteindelijk heel goed. Toen we wisten dat we het weer met hem gingen spelen – en met het Concertgebouworkest – dachten we: nu gaan we het goedmaken, nu nemen we revanche. En zo is het ook gegaan. Door zijn inzichten en de motivatie die hij ons gegeven heeft, en doordat we zo goed voorbereid waren, is het een van onze beste Poulencoptredens tot nu toe geweest.”
Het stond al vrij snel vast dat het concert van Poulenc centraal zou staan op hun nieuwe cd. Arthur: “Saint-Saëns paste daar heel mooi bij, vonden we, ook omdat het met leden van het Concertgebouworkest kon worden opgenomen. Toen zijn we gaan denken: wat kan daar nog meer bij? We kwamen op het idee om ook een eigentijds stuk op te nemen. We houden allebei erg van de muziek van Fazil Say en hebben al veel van hem gespeeld. We hebben de stoute schoenen aangetrokken en hem gevraagd om een stuk voor ons te componeren, iets wat we eigenlijk al heel lang wilden. Hij reageerde enthousiast. Night is voor ons meer dan zomaar een opdrachtwerk, het is iets wat heel dicht bij onszelf ligt. De cd begint met het voor de hand liggende Carnaval des animaux, dan krijg je de Poulenc die al iets gekker is, en je eindigt met een werk dat je zonder deze opname misschien nooit zou hebben gehoord. Totaal verschillende stukken die we toch bij elkaar vinden horen, die voor ons een vergelijkbare waarde hebben. We houden van alle drie de werken evenveel.”
Benjamin Rous (2-2017)
Onze collega's van Classics To Go maakten de volgende video: