2006-07-15 09:13:57
De verpletterende passie van Dmitri Sjostakovitsj
Ter ere van de honderdste geboortedag van Dmitri Sjostakovitsj hebben Decca en Deutsche Grammophon de handen ineengeslagen. Zij eren de componist met een keur aan nieuwe opnamen en heruitgaven van bestaand materiaal die recht doet aan de betekenis van de grote Rus.
In een grijs verleden zag ik Groosland, het ‘Dikkertjesballet’ van de choreograaf Maguy Marin. In deze ontroerende voorstelling maakten met kussens opgevulde dansers logge, maar gracieuze bewegingen, die het soms moeizame leven van voluptueuze mensen invoelbaar maakten. Maar het meest gegrepen was ik door de dramatische muziek van de Kammersinfonie opus 110A van Dmitri Sjostakovitsj. Mijn liefde voor de (ont)roerende Rus was geboren en is nooit meer verflauwd. De herdenking van zijn honderdste geboortedag is een waar feest, want er komt geen eind aan de concerten en (her)uitgaven van zijn muziek, waarbij eindelijk ook andere dan de geijkte Eerste, Vijfde, Zevende en Achtste symfonie tot klinken komen. We kunnen bovendien kennismaken met vocale composities als de Veertiende symfonie, de suite op verzen van Michelangelo, de Zes gedichten van Marina Tsvetajeva en de Zes romances op teksten van Japanse dichters. Zo kunnen we constateren dat al Sjostakovitsj’ muziek is vervuld van een verpletterende passie.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) stamde uit een Pools geslacht, dat uiteindelijk in St. Petersburg terecht kwam. Zijn moeder was pianiste, maar gaf haar concertpraktijk op toen zij kinderen kreeg. Zij leerde Dmitri en zijn zusje piano spelen, waarbij Dmitri zich ontpopte als een natuurtalent: binnen een maand speelde hij stukjes van Mozart en Haydn. In 1919 werd hij toegelaten tot het Petersburgse Conservatorium, waar hij compositie en piano studeerde. Toen zijn vader in 1922 overleed, moest de jonge Dmitri bijklussen als begeleider van stomme films. Toch voltooide hij in 1923 zijn pianistenopleiding, twee jaar later behaalde hij zijn componistendiploma met zijn Eerste symfonie. Deze werd op de radio uitgezonden, waarna dirigenten als Bruno Walter en Otto Klemperer haar op hun repertoire namen en zijn naam in binnen- en buitenland gevestigd was.
Na de Eerste symfonie werd Sjostakovitjs’ taal radicaler. Hij werd beïnvloed door uiteenlopende grootheden als Sergej Prokofjev en Alban Berg. Getroffen door diens opera Wozzeck, hanteerde hij een vergelijkbare satirisch-expressionistische toon in zijn opera’s De neus en De Lady Macbeth van het district Minsk. Vooral de laatste beleefde enorme successen, tot Stalin een uitvoering bijwoonde: enkele dagen daarna repte een anoniem artikel in de Pravda van ‘chaos in plaats van muziek’ en werden verdere uitvoeringen verboden. Sjostakovitsj droeg zijn eerste kennismaking met de repressieve arm van ‘de vader des vaderlands’ in stilte. In 1937 presenteerde hij zijn Vijfde symfonie, als ‘het creatieve antwoord van een sovjetkunstenaar op gerechtvaardigde kritiek’ - het idioom is gematigder en sluit aan bij Mahlers heroïsche klankwereld.
Toen Hitler in februari 1941 Leningrad belegerde, begon Sjostakovitsj aan zijn Zevende symfonie, die een jaar later in het nog altijd belaagde Leningrad in première ging. Zij werd het symbool van het manmoedig verzet van de Russen en beleefde stormachtige successen als de ‘Leningrad symfonie’. In 1943 voltooide Sjostakovitsj nog een ‘oorlogssymfonie’, de Achtste, die met haar intense geladenheid nog indrukwekkender is dan zijn Zevende en geldt als een van de onbetwiste meesterwerken van de 20e eeuw.
Koffers
Na de overwinning op de Duitsers namen de sovjets de touwtjes nog steviger in handen en begon een periode van ‘zuiveringen’. Op 10 februari 1948 werden componisten als Sjostakovitsj en Prokofjev in een decreet van het Centraal Comité beticht van ‘formalistische perversies en antidemocratische tendensen’. Sjostakovitsj’ composities werden op een zwarte lijst geplaatst en zijn onderwijsfuncties aan de conservatoria van Leningrad en Moskou werden hem ontnomen. In de vrees naar Siberië verbannen te worden, zette hij twee gepakte koffers naast zijn bed.
Hierna zouden er twee Sjostakovitsjen zijn. Enerzijds trok de componist zich terug en onderhield hij nauwelijks sociale contacten, anderzijds verscheen hij nadrukkelijk in het openbaar, waar hij gehaast verklaringen voorlas die hem door anderen werden toegestopt. Ook in zijn muziek was hij dubbelhartig: hij dong naar de gunst van de partijleiders met heroïsch-naïeve werken als Het lied van de wouden en filmmuziek bij rolprenten die Stalin verheerlijkten, maar vervolgde tegelijkertijd zijn eigen weg in composities als het Eerste vioolconcert, de liederencyclus Uit de joodse volkspoëzie en het Vierde en Vijfde strijkkwartet. Deze hield hij in zijn bureaulade tot na de dood van Stalin in 1953, toen het culturele klimaat minder rigide werd.
Korte tijd na Stalins dood schreef Sjostakovitsj zijn Tiende symfonie, een hoogst emotioneel werk, waarin hij afrekende met de tiran en zelfbewust zijn initialen D-Es-C-H (in Duitse schrijfwijze) verwerkte. Deze zou hij zeven jaar later ook gebruiken in zijn verzengende Achtste strijkkwartet, dat door Rudolf Barsjai werd bewerkt tot de Kammersinfonie opus 110a. In zijn Elfde en Twaalfde symfonie bezigde hij tot veler verbazing een sociaal-realistisch idioom, maar in 1962 koos hij in de Dertiende symfonie Babi Jar weer voor de controverse. Het uitgecomponeerde protestdicht tegen de moord op een groep joden werd hem in het antisemitische Rusland niet in dank afgenomen: pas nadat een aantal passages geschrapt was, kon de symfonie worden (her)uitgevoerd.
In 1966 kreeg Sjostakovitsj een hartziekte en bovendien werden zijn spieren aangetast door artritis. Op den duur kon hij zijn handen nauwelijks nog bewegen en zijn toch al weinig vrolijke taal werd allengs somberder. In deze periode componeerde hij opvallend veel vocale werken, zoals de liederencycli op teksten van Alexander Blok en Marina Tsvetajeva, de Suite op verzen van Michelangelo Buonarroti en Vier gedichten van kapitein Lebjadkin. Zijn laatste compositie was de desolate Sonate voor altviool en piano, die hij in juli 1975 voltooide, een maand voor zijn dood.
Eerbetoon
Ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag sloegen Deutsche Grammophon en Decca de handen ineen. Zij eren Dmitri Sjostakovitsj met vele heruitgaven en nieuwe opnames - van zonder uitzondering puntgave uitvoeringen. Op een negendelige box vinden we het leeuwendeel deel van zijn filmmuziek, concerten, ouvertures en kamersymfonieën, naast vertolkingen van Het lied van de wouden en De executie van Stepan Razin. Een vijfdelige bevat negen van zijn liederencycli en een opname van de opera Lady Macbeth met dirigent Myung-Whun-Chung en de Opéra Bastille. Een andere box bevat alle vijftien strijkkwartetten, in onstuimige live uitvoeringen door het Emerson Kwartet. De nieuwe registraties door het Hagen Kwartet van de nummers 3, 7 en 8 zijn iets ingetogener en geladener.
Nieuw is ook de opname van Het sprookje van de pope en zijn knecht Balda, een onvoltooid gebleven partituur bij de gelijknamige ‘filmopera’ uit 1934, die in 1999 door Sjostakovitsj’ leerling Vadim Bibergan werd afgemaakt. Het populaire Russische sprookje verhaalt van een pope die zijn knecht te slim af wil zijn, maar uiteraard zelf het onderspit delft. De aansprekende muziek is een wonderlijke mengeling van Stravinsky, Weill en Sjostakovitsj, waaruit blijkt dat de componist goed op de hoogte was van contemporaine ontwikkelingen. In de messcherpe uitvoering van het Russisch Filharmonisch Orkest en het Staatskamerkoor van Moskou komt de sarcastische ondertoon optimaal tot zijn recht.
De Russische bas-bariton Sergei Leiferkus registreerde een aantal liederencycli, zoals de morbide Kapitein Lebjadkin; de ironische Satiren; de cynische Krokodil en het voor het eerst op cd uitgebrachte Voorwoord tot de volledige uitgave van mijn werken en een korte overdenking op dit voorwoord. Sjostakovitsj schreef deze sarcastische vooruitblik op de toekomstige waardering van zijn werk in 1966. Leiferkus neemt je met zijn sonore stemgeluid en perfecte dictie onmiddellijk mee en wordt uitstekend begeleid door het Russisch Filharmonisch Orkest onder Thomas Sanderling. Het wordt tijd om naar een onbewoond eiland te verhuizen, met al deze (her)uitgaven en
een cd-speler binnen handbereik!
Thea Derks
Songs
Lady Macbeth of Mtsensk
Decca 475744-1
Piano music
Chamber Works
Decca 475742-5
String Quartets
Emerson String Quartet
DG 475740-7
Concertos
Orchestral Suites
Chamber Symphonies
Decca 475743-1
http://sjostakovitsj.hilwin.nl/NlIntro.html