2006-03-24 16:18:34
Puzzelen op Buxtehude
Tegenwoordig kun je Ton Koopman aan het eind van de middag in zijn woonplaats van de kerk naar huis zien lopen. Dan heeft de oudemuziektoetsenist en -dirigent weer eens als vanouds uren achtereen orgel gestudeerd. Een uitvloeisel van zijn nieuwste project: het uitbrengen van het complete Buxtehude-oeuvre op cd. Voor een substantieel deel bestaat dat uit orgelwerken. Koopman: ‘Het is prachtige muziek, werkelijk gróte muziek en dat is dankbaar werken.’
door Joke Dame
Weet je het laatste nieuws al? Er is een canon van Buxtehude gevonden, een stuk dat tot nu toe onbekend was.’ Ton Koopman bekijkt triomfantelijk het effect van zijn woorden. ‘Ik heb het al gezien en ik krijg het binnenkort om het op te kunnen nemen. Het stukje is toevallig ontdekt in een liber amicorum. En er zijn meer Buxtehude-ontdekkingen,’ onthult Koopman. ‘Twee suites, waarvan er een al als anoniem stuk bekend was, zijn nu overtuigend aan Buxtehude toegewezen.
Zo zie je, tijdens zo’n feestjaar komt toch altijd weer wat tevoorschijn. Ja, ik verwacht dat er nog wel meer boven water komt.’ De nieuwe muzikale liefde van Ton Koopman – na Bach nu dus Buxtehude – is allang geen geheim meer. Zes cd’s heeft hij inmiddels uitgebracht in zijn serie Opera Omnia, met klavecimbelwerken, orgelmuziek en het oratorium ‘Das jüngste Gericht’. Twee cantate-cd’s zijn liggen klaar om in juni te worden uitgebracht. Duurde zijn complete Bachcantateproject tien jaar, voor de volledige Buxtehude-editie heeft Koopman aanzienlijk minder tijd nodig. In oktober denkt hij over de helft te zijn, maar precies hoever over de helft weet hij nu nog niet: de totale tijdsduur van de complete werken is moeilijk te tellen. ‘Ik gok dat het hele project rond de 26 cd’s zal beslaan en ik hoop het in 2009 af te ronden, zodat het in 2010 op de markt kan zijn.’
‘Niemand heeft zich eerder zo met Buxtehude bemoeid,’ zegt Koopman. ‘De organisten namen wel regelmatig zijn complete orgelwerken op maar de cantates, die lagen daar maar.’ Zelf heeft hij als organist ook altijd graag Buxtehude gespeeld. Als dirigent heeft hij in de jaren tachtig voor Erato enkele cantates opgenomen, voordat het alles dominerende Bachproject verdere Buxtehudeplannen de pas afsneed. Toen de Bachcantates klaar waren, dacht Koopman: nu of nooit. Hij begon middelen te zoeken om het nieuwe project te financieren. Dat het in 2007 een Buxtehudejaar zou worden (de componist stierf 300 jaar geleden) heeft hem daarbij ongetwijfeld een handje geholpen. Net als Koopman presidentschap van de nieuw leven ingeblazen Buxtehude Gesellschaft in Lübeck, de stad waar de componist het grootste deel van zijn leven woonde en werkte.
Klein Duimpje
Koopman hoopt vurig dat Buxtehude door dit herdenkingsjaar de kans krijgt zich tussen de twee reuzen Bach en Schütz uit te worstelen. ‘Nu zit hij als een Klein Duimpje geklemd tussen die twee bekende namen en wordt hij alleen maar bekeken als opvolger van de grote Schütz, voorganger van de nog grotere Bach. Wat we als resultaat wensen van dit project is dat hij gezien zal worden als ‘eigen meester’. Kijk, Harnoncourt heeft in de vorige eeuw op de bres gestaan voor Monteverdi, die hooguit bekend was van zijn Lamento d’Ariana en misschien ook nog van L’Orfeo, maar dat was het. Er bestonden nauwelijks opnames van zijn werk. Harnoncourt heeft een waanzinnige publiciteitscampagne voor hem op gang gebracht en nu erkent iedereen Monteverdi als een geniaal componist. Ik denk dat Buxtehude die kans ook verdient.’
En het werkt, meent Koopman, want ineens ontstaat er overal interesse voor zijn muziek. En iedereen is onder de indruk van de kwaliteit ervan. ‘Bij Buxtehude heb je muziek op twee niveaus,’ legt Koopman uit. ‘Je hebt muziek, oneerbiedig gezegd, for the millions, dus voor een groot publiek, geschreven voor de grote openbare concerten die hij in Lübeck organiseerde, zoals de bekende Abendmusiken. En je hebt muziek, vaak klein bezet en met maar een paar zangers, die voor Stockholm gemaakt is, voor de privé-godsdienstoefeningen van de koningin. Voor die gelegenheid schreef Buxtehude waanzinnig mooie en hele extravagante, originele en creatieve werken. Veel moderner dan de Abendmusiken. De stukken voor Stockholm hoefden niet, zoals de Abendmusiken, geld op te leveren via de verkoop van tekstboekjes. Het aantal toehoorders speelde geen rol. De componist hoefde zijn publiek niet te pleasen en kon veel experimenteler tewerk gaan.’
Zijn noten vragen volgens Koopman veel kennis van de uitvoerder. ‘Als je Bachs noten slecht uitvoert, is het nog steeds Bach, maar voer je Buxtehude slecht uit, dan gaat de muziek meteen kapot. De muziek lijkt dan veel minder goed dan ze in werkelijkheid is. Bach of Mozart blijven nog op een draaiorgel overeind. Maar er zijn componisten waar je veel kennis over de uitvoeringspraktijk voor nodig hebt, wil je hun muziek tot leven wekken. Buxtehude is er een van.’ Reden voor hoogleraar Koopman om dit jaar met zijn studenten van de Leidse Universiteit diepgaand onderzoek te doen naar de uitvoeringspraktijk bij Buxtehude. Ze nemen een kleine 500 traktaten onder de loep om over onopgeloste kwesties als triller- en versieringstechnieken nieuwe antwoorden te kunnen formuleren.
Puzzelen
Diepgaand onderzoek ligt aan de basis van elke van de Buxtehude-cd’s die Koopman uitbrengt, ook van de bekendste composities, de orgelwerken. ‘Ik vergelijk alle beschikbare bronnen en dan zie je, met zes edities naast elkaar, hoe gecompliceerd het is. Soms dateert de vroegste bron van vele eeuwen na het ontstaan van een stuk. Daar zitten fouten in, dus moet je ingrijpen En hoe meer stukken je ziet, hoe meer je dúrft in te grijpen. De muziek van Buxtehude is logische muziek, is bijzondere muziek, is mooie muziek. Als je dan plotseling een stuk ziet dat klinkt als kindergeknoei, dan weet je dat je oplossingen moet bedenken. Dat is een heel gepuzzel. Soms zegt de koster in de kerk waar ik studeer: je hebt vandaag niet veel gespeeld hè? Dan heb ik uren zitten puzzelen.’
Voor Koopman hoort het onderzoek erbij. ‘Het is leuk om als eerste zoveel muziek van Buxtehude uit te voeren. Nadat we in de jaren tachtig als eerste de cantatereeks Membra Jesu Nostri hadden opgenomen zijn er zo’n twintig opnames van anderen gevolgd. Dat is toch mooi? Deze muziek is voor een koor veel minder ingewikkeld dan die van Bach. Dus hoop ik dat allerlei koren zullen ontdekken dat zij die werken ook kunnen uitvoeren. En dat ze dan niet alleen Membra Jesu Nostri zullen doen, maar ook andere cantates een kans willen geven. Als deze opnames daar een bijdrage aan leveren, is alleen dat al zeer positief.’
Dieterich Buxtehude
Opera Omnia I t/m V
Ton Koopman, The Amsterdam
Baroque Orchestra & Choir
Antoine Marchand/Challenge
Classics CC72240 t/m 72244