2007-07-14 16:35:55
Sjostakovitsj bijt. Kerft. Boort zich in de ziel, de littekens zijn onherstelbaar. Het moet heerlijk zijn om te spelen. Je eens lekker uit te leven, agressie en hysterie gesublimeerd tot kunst. Veel musici nemen de kans te baat erop los te grimassen dat het een aard heeft. Het Canadese Gryphon Trio doet dat niet. Helemaal niet. Dat is een sympathieke, paradoxaal genoeg gedurfde geste en het heeft voordelen. Sjostakovitsj’ kleine Eerste trio klinkt daardoor zoals het, denk ik, is bedoeld: romantisch. De componist was zeventien toen hij het schreef, stapelverliefd, niet gefrustreerd want zijn liefde werd beantwoord. Het is Sjostakovitsj van vóór de grote ellende. Het Gryphon trio heeft een mooie ronde toon, speelt afgewogen, lieflijk, bezonken rood - dit jeugdwerk erft nog van Tsjaikovski, dus dat lijkt me geen probleem. Maar in het Tweede trio, een bitter stuk, werkt deze benadering minder goed. Sjostakovitsj was driewerf ongelukkig toen hij het schreef: het is een requiem voor een vriend, de Tweede Wereldoorlog kolkte en elk moment kon het Sovjetregime hem in zijn nekvel grijpen. De strijkers kunnen daar iets mee, maar de pianist speelt omfloerst. Hij houdt mij te veel van het pedaal, een instrument dat Sjostakovitsj niet kende. In de schitterende Blokliederen werkt die aanpak wel. Het zijn late composities, maar Sjostakovitsj is in een milde bui. Tot slot een ‘postlude’ van de Oekraïnse componist Silvestrov, een fraai, ijl, religieus werkje.