Dobrogosz, Steve
2007-06-06 13:54:19
Een oratorium zonder verhaal: met zeventien losse sonnetten van William Shakespeare, beurtelings voor koor en solisten, kan dat heel goed. Die teksten vormen een goudmijn voor wie houdt van prikkelend mooie regels: ‘Shall I compare thee to a summer’s day? Thou art more lovely and more temperate.’ Of: ‘Being your slave what should I do but tend upon the hours, and times of your desire?’ Steve Dobrogosz schreef My Rose in 2007 en droeg het op aan zijn beloved darling wife Katharine, my rose.
door Jurjen Vis
Dre Amerikaanse componist Steve Dobrogosz (1956) laat horen dat het idioom van Gershwin, Bernstein en de Beatles nog niet is uitgeput, alsof alle stormen en haarkloverijen in de klassieke muziek sinds 1945 aan hem voorbij zijn gegaan. Bij Dobrogosz geen spoortje twaalftoonstechniek, serialisme, toevalsmuziek of oriëntalisme, maar ‘gewoon’ mooie, lekkere, breed stromende muziek. Schaamteloos zichzelf. Steeds vaker belijden componisten hun aanhankelijkheid aan de tonale, lyrische traditie. Daar is moed voor nodig. Na de Tweede Wereldoorlog won de cerebrale, intellectuele muziek terrein en gingen systeembouwers, voor wie het hoofd belangrijker was dan het hart, de dienst uitmaken. Zij probeerden met wisselend succes muziek te vangen in schema’s, reeksen en getallen. Dat nieuwe intellectualisme heeft mede geleid tot een verschraling van de concertpraktijk. Veel moderne klassieke muziek werd een terrein voor ingewijden. Componisten die de ontwikkelingen niet onderschreven, hadden de boot gemist. Het was tragisch dat ze de noodzaak tot verandering niet zagen; ze waren irrelevant geworden.
Francis Poulenc (1899-1963) heeft nooit enig systeem omarmd en bleef zijn eigen goedklinkende muziek levenslang trouw. John Rutter (1945) en Andrew Lloyd Webber (1948) bleven ook tonaal componeren, maar zij schreven slechts christmas carols en musicals en dus zou men hen niet serieus hoeven te nemen. Hun grote geestelijke werken liet men voor het gemak maar even buiten beschouwing. In ons eigen land heeft Erik Lotichius (1929) zich nooit het zwijgen laten opleggen door welke dictatuur dan ook. Hij deed vanaf de jaren zestig inspiratie op bij de lichte muziek en Amerikaanse songs, maar liet zich ook aanraken door de repetitieve werken van Steve Reich. De afgelopen tien jaar hebben Nederlandse ‘jongeren’ als Joep Franssens (1955), Joost Kleppe (1963) en Willem Wander van Nieuwkerk (1955) op hun manier de band met de tonale, lyrische traditie proberen te herstellen. De een laat zich inspireren door de muziek uit het interbellum, de ander gaat terug naar omstreeks 1800 of juist naar de popmuziek uit de jaren zestig.
Een identieke bruggenbouwer is ook Steve Dobrogosz, die groot werd in de jazz en pop. Over één ding zijn alle genoemde componisten het eens: het kan en mag niet zo zijn dat toekomstige generaties afhaken bij klassieke muziek omdat die niet welluidend en melodieus zou mogen zijn. Wat de cd My Rose perfect laat horen is dat deze goed geschreven, zoetgevooisde muziek binnen het bereik ligt van elk competent amateurkoor. Hier is dat het Leeuwardense Projectkoor Opus, met het Nationaal Symfonisch Kamerorkest NASKA (dirigent: Anne Sollie). De componist zelf begeleidt aan de piano vier puike vocale solisten. Dames en heren dirigenten, laat u betoveren. Het goud ligt voor de deur.
Steve Dobrogosz
My Rose. A Shakespeare Oratorio
Leeuwardense Projectkoor Opus, Nationaal Symfonisch Kamerorkest NASKA o.l.v. Anne Sollie
Al iud ACD HJ 037-2
http://www.dobrogosz.com