Brahem, Anouar

2006-07-15 21:27:52

Wereldmuziek,opgevat als de vermenging van Westerse en ‘exotische’ stijlen en tradities,kan een moeizame spagaat opleveren,maar ook een ‘imaginaire folklore’,waarin de verschillende elementen elkaar versterken en verrijken. Anouar Brahem streeft al zijn hele loopbaan naar zo’n synthese, vaak met fraai resultaat, maar pas met zijn laatste twee cd’s, Le pas du chat noir en Le voyage de sahar, heeft hij zijn ideaal echt bereikt.
Anouar Brahem, in 1957 in Tunesië geboren, kreeg al vanaf zijn tiende muziekles op het hoogste niveau: hij werd ondergedompeld in de Arabische klassieke muziek, en getraind in de volmaakte beheersing van zijn instrument de oud, de Arabische korthalsluit. Maar in de medina van Tunis werd hij via de radio eveneens gegrepen door Turkse en Aziatische klanken en, vooral, door de jazz. In 1981 trok hij dan ook naar Parijs om zijn horizon te verbreden.
Daar werkte hij samen met musici van Indiase komaf en met zigeuners. Hun invloeden zijn vanaf zijn eerste album voor ECM, Barzakh, hoorbaar. In 1993 en 1998 maakte hij opnamen met jazzmusici: met de saxofonist Jan Garbarek op Madar, en met John Surman en Dave Holland, rietblazer en bassist, op Thimar. Vooral de tweede sessie beschrijft hij later als een uitputtingsslag, omdat de Westerse en Arabische manieren van improviseren uiteenlopen. In de laatste is er nauwelijks sprake van harmonische beweging. Alles is toegespitst op variaties in ritme en melodie, en uiterst verfijnde versieringen, muzikale arabesken.
Na een tijdelijke terugkeer naar zijn wortels, op de cd Astrakan café uit 2000, is het een tijdlang stil rond Brahem, die de luit niet meer lijkt aan te raken.Tijdens die impasse wendt hij zich tot de piano en de Westerse klassieken. Hij schrijft een aantal composities voor zijn vrienden, de pianist François Couturier en de accordeonist Jean-Louis Matinier en als die worden opgenomen, grijpt hij in de studio spontaan weer naar de oud. Zo ontstaat in 2002 de cd Le pas du chat noir, waarmee een glorieuze terugkeer wordt ingezet. De contemplatieve, intieme stukken, met noten die op de stilte lijken gekalligrafeerd, zijn nog altijd tamelijk lineair van vorm. Ze zijn eerder in toonsoorten dan in akkoorden gedacht, maar dankzij de toevoegingen van Matinier en Couturier ontstaan timbres en lijnen die doen denken aan Debussy en vooral Satie, en aan de flamenco uit een denkbeeldig Andalusië. Het trio fungeert als een ‘takht’, een kamermuziekensemble waarvan alle leden tegelijk soleren en begeleiden en gezamenlijk zorgdragen voor ritmische voortgang, het ontvouwen van melodieën en de ornamentatie.
Het is in zijn minimalistische soberheid een melancholiek, sereen, maar ook troostend en vreugdevol album. Matinier gebruikt vooral de zachtere, zangerige registers, en Couturier laat elke noot meetellen en doortrillen, als een steentje dat in het water wordt gegooid en daar uitdijende cirkels veroorzaakt.
Het onlangs verschenen Le voyage de sahar klinkt zo mogelijk nog beter. Het drietal is inmiddels een echte band, die ook extravert kan sprankelen. Op een aantal stukken is er zelfs ingetogen swing te horen, met de oud fungerend als slaggitaar, en Brahem kleurt de als altijd ravissante thema’s bij met bluesinvloeden. Minimalisme is er ook nog, maar nu in de steviger variant van Philip Glass, naar wie in het nummer Vague wordt geknipoogd. Dit is Anouar Brahem’s meest complete cd tot nu toe.
Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van research door Ton Maas.

Frank van Herk

http://www.anouarbrahem.com/

Relevante recensies